Minister Cora van Nieuwenhuijzen was voorzitter van de conferentie van Rijnministers in Amsterdam (foto: Jac van Tuijn).

De oeverstaten van de Rijn – Nederland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Zwitserland – maakten in Amsterdam op de 16e Rijnministersconferentie afspraken voor 2040 over vismigratie, waterkwaliteit, overstromingsrisico’s en laag water. “De ambitie moet hoog zijn, maar de doelen moeten ook haalbaar zijn”, zo stelde minister Cora van Nieuwenhuizen als voorzitter aan het einde van de conferentie. Voor het eerst is er op de Rijnministersconferentie ook gesproken over droogte. Door klimaatverandering zal de Rijn steeds meer een regenrivier worden. Voor Nederland is het daarom van belang dat de sponswerking van de rivier wordt vergroot.

Op de conferentie is afgesproken dat in 2027 alle barrières zijn weggenomen en migratievissen vrij tot Zwitserland de Rijn op kunnen trekken. Verder is afgesproken dat de risico’s op overstromingen met nog eens 15 procent worden verminderd. De emissie van microverontreinigingen moet met 30 procent afnemen. En als nieuw thema is afgesproken dat de laagwaterstanden beter worden gemonitord en dat de oeverstaten samen manieren gaan vinden om de sponswerking van de rivier te vergroten.  De internationale Rijncommissie zal in 2025 haar klimaatadaptatiestrategie hierop aanpassen.

Regenrivier
De conferentie maakte duidelijk dat de oeverstaten zich meer en meer bewust zijn van de effecten van de klimaatverandering. De Rijn verandert daardoor van een gemengde rivier die ook in de zomer nog veel smeltwater uit de Alpen afvoert, in een regenrivier die steeds heftiger reageert op lokale regenval.  De klimaatverandering heeft gevolgen voor de doorvaart van vrachtschepen, de drinkwatervoorziening en lokale flitsoverstromingen.  De delegaties die in Amsterdam aan conferentietafel willen hier frequenter met elkaar over praten. De vorige Rijnministersconferentie was zes jaar geleden in Basel in 2013.

Meer natte gebieden
De maandenlange lage afvoer van de Rijn in 2018 leidde in Nederland tot grote verziltingsproblemen waardoor de hoeveelheid beschikbaar zoetwater nog verder afnam. Duitsland, Frankrijk en Zwitserland hielden in die droge zomer meer Rijnwater voor eigen gebruik. Nederlandse waterbeheerders beseffen daardoor dat internationale afspraken over waterbeschikbaarheid bij een lage Rijnafvoer nodig zijn. Op de conferentie is gesproken over het extra bufferen van rivierwater in moerassen en oude riviertakken. Door in natte tijden meer water vast te houden, zouden die gebieden in droge perioden meer water aan de Rijn kunnen naleveren.

Niet gestuwde rivier
Opmerkelijk was dat minister Van Nieuwenhuijzen niet uit was op harde toezeggingen van bovenstroomse oeverstaten. “Anders dan de Maas, is de Rijn niet gestuwd dus kunnen we hier heel moeilijk harde afspraken over maken”, zo liet ze na afloop weten. Ze wees erop dat de bovenstroomse oeverstaten ook belang hebben bij een bevaarbare Rijn. “In 2018 was er geen benzine-aanvoer uit Rotterdam en stonden de tankstations in Duitsland droog.” De minister bevestigde desgevraagd dat er afspraken zijn gemaakt om in Rijnverband beoordelingscriteria voor laagwater te ontwikkelen waarbij de Internationale Rijncommissie een voortrekker kan zijn.

Minder lozing microverontreinigingen
Op de conferentie spraken de oeverstaten af de lozing van microverontreinigingen met 30 procent terug te brengen. Gerard Stroomberg van RIWA Rijn, die namens  de drinkwaterbedrijven die Rijnwater innemen op de conferentie aanwezig was, reageerde tevreden. Stroomberg: “Het feit dat er nu een percentage is genoemd, is een verbetering ten opzichte van de vorige conferentie in Basel waar de afspraak gold te komen tot een verbeterde kwaliteit.” Stroomberg hoopt dat de afspraak ertoe zal leiden dat vergunningverleners bewuster omgaan met industriële lozingen. “Ik merk nog steeds dat bij het afgeven van lozingsvergunningen weinig aandacht is voor het belang van het drinkwater.” Wat de 30%-reductiedoestelling gaat betekenen voor de zuivering van communaal afvalwater, werd op de conferentie niet duidelijk. In bepaalde Duitse deelstaten en in Zwitserland worden veel rwzi’s al voorzien van een extra zuiveringstrap, vooral gericht op het verwijderen van medicijnresten. “Maar in onze meting van de kwaliteit van het Rijnwater zien wij die verwijdering nog niet terug”, zo liet Stroomberg weten.

Laatste vistrappen
De Franse delegatie stond op de conferentie onder grote druk om nu toch echte de laatste drie vistrappen te voltooien. Nederland heeft vorig jaar de Haringvlietsluis op een kier gezet en de trekvis kan nu tot Straatsburg vrij de Rijn opzwemmen. Daar liggen nog drie Franse stuwen die de doorgang voor trekvissen versperren.  Ondanks vele toezeggingen op eerdere conferenties heeft Frankrijk de bouw van drie vistrappen steeds voor zich uitgeschoven. Frankrijk heeft nu jaartallen afgegeven wanneer de vistrap bij Rhinau (2024) en bij Marckolsheim (2026) klaar zullen zijn, maar een harde datum voor de oplevering van de meest moeilijke vispassage, die bij Vogelgrün, zat er ook op deze conferentie niet in. Minister Van Nieuwenhuizen sloot de conferentie op dit punt diplomatiek af met de hoop dat in 2027 – het jaar alle Europese lidstaten aan de Kaderrichtlijn Water moeten voldoen – de zalm weer hun weer weg naar Zwitserland kan vinden.