
De waterbouwmarkt maakt dit jaar en volgend jaar een sterke groei door. In twee jaar tijd neemt de markt in totaal met 10 procent toe. Dit blijkt uit onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB), in opdracht van de Vereniging van Waterbouwers. De markt bereikt in 2019 een omvang van 2,8 miljard euro.
De marktgroei in 2018 en 2019 komt vooral voor rekening van Rijkswaterstaat – goed voor 30 procent van de markt –, dat in twee jaar circa 25 procent meer investeert in waterbouwkundige werken, onder meer door de investeringsimpuls voor infrastructuur in het Regeerakkoord. Bij de waterschappen is, na een sterke stijging van de investeringen in 2017, sprake van zo’n 10 procent krimp in 2018 en 2019. De waterschappen zijn goed voor 35 procent van de markt. Wel zijn er grote verschillen tussen de waterschappen onderling: één op de drie waterschappen gaat veel meer investeren dan in de afgelopen jaren, maar ook één op de drie veel minder.
Niet blij met discontinuïteit
De Vereniging van Waterbouwers is niet gelukkig met de grote fluctuaties bij de waterschappen. Hierdoor ontstaat een grote mate van discontinuïteit, ook op regionaal niveau. De sterke pieken en dalen bij de opdrachtgevers in de waterbouw zijn volgens de Vereniging niet alleen inefficiënt vanuit het perspectief van budgettering, ze belemmeren ook de vooruitzichten voor meerjarige investeringen in innovaties door bedrijven. Bovendien dragen ze niet bij aan de aantrekkelijkheid van de sector op de arbeidsmarkt.
Veel nieuw personeel nodig
Dat is ongewenst in een tijd waarin er veel nieuw personeel nodig is om de grote maatschappelijke opgaven op het gebied van waterveiligheid, wateroverlast en ruimtelijk-economische ontwikkelingen (in totaal 30 miljard euro in de komende tien jaar) te kunnen realiseren, zo stelt de Vereniging van Waterbouwers. Ook de vergrijzing bij de waterbouwbedrijven leidt tot veel vraag naar personeel. In totaal gaat het voor de periode tot 2023 om 4500 nieuwe werknemers. Een toenemend deel van de waterbouwbedrijven ondervindt volgens de Vereniging nu al knelpunten in de uitvoering door personeelstekorten. Daarnaast verwachten steeds meer waterbouwbedrijven (meer dan in de afgelopen twintig jaar) dat de afzetprijzen de komende tijd zullen stijgen. Deze trends geven grote druk op de beschikbare capaciteit en de financiële middelen in de komende jaren.
Mogelijke oplossingen voor meer continuïteit
Het onderzoek van het EIB geeft een aantal mogelijke oplossingen voor meer continuïteit in de komende jaren. In de eerste plaats optimalisering van grote investeringsprogramma’s door opdrachtgevers en de markt gezamenlijk, met meer aandacht voor de benodigde uitvoeringscapaciteit. In de tweede plaats geeft betere en systematische informatievoorziening over toekomstige projecten de marktpartijen houvast voor de noodzakelijke investeringen. Dit speelt bijvoorbeeld op de markt van de waterschappen en Rijkswaterstaat.
Complexiteit waterbouwprojecten werkt kostenverhogend
Wat betreft de projectomvang zullen er in de komende jaren volgens de onderzoekers van het EIB geen megaprojecten op de markt komen. Ook het aantal kleine projecten zal mogelijk lager zijn, enerzijds vanwege de afsluiting van raamcontracten en prestatiecontracten, anderzijds vanwege clustering – die kan leiden tot toename van de gemiddelde projectomvang. De omvang van de waterbouwopgaven voor de komende tijd wordt echter niet alleen bepaald door het grote marktvolume, maar ook door de toenemende complexiteit van de waterbouwprojecten. Deze complexiteit heeft volgens de onderzoekers verschillende dimensies:
• Locatie:een belangrijk deel van de opgaven betreft projecten in binnenstedelijk gebied of op drukke locaties. Bijvoorbeeld bij de stedelijke wateroverlast en de vervanging of reconstructie van kademuren.
• Doelstellingen:waterbouwprojecten moeten, naast de randvoorwaarden rond tijd en budget, worden gerealiseerd binnen ambitieuze doelstellingen op het gebied van bijvoorbeeld circulariteit en maatschappelijk verantwoord inkopen.
• Organisatie:de maatschappelijke aspecten van bouwprojecten spelen een steeds grotere rol (bouwoverlast, verkeershinder), waardoor rekening moet worden gehouden met een toenemend aantal stakeholders.
De toenemende complexiteit werkt kostenverhogend, waardoor de projectdoelen op gespannen voet kunnen komen te staan met de beschikbare budgetten. Daarnaast legt de stapeling van doelstellingen binnen projecten grote druk op de planning en het projectmanagement, aldus het EIB.
Toepassing nieuwe contractvormen neemt toe…
In de waterbouw worden nieuwe contractvormen steeds vaker toegepast, zo stelt het EIB vast. Er zijn hierbij grote verschillen tussen de opdrachtgevers in de waterbouw. Rijkswaterstaat werkt vrijwel uitsluitend met nieuwe, geïntegreerde contractvormen. Daarbinnen doen zich belangrijke verschuivingen voor, bijvoorbeeld veel meer Design&Construct ten koste van Engineering&Construct. Circa 55 procent van de waterbouwomzet komt uit D&C-contracten. Ook prestatiecontracten komen steeds meer voor bij Rijkswaterstaat, vooral op het gebied van onderhoudswerk.
… ook bij de waterschappen
De waterschappen zijn de laatste jaren eveneens meer geïntegreerde contractvormen gaan toepassen en hebben hierbij een inhaalslag gemaakt in vergelijking met andere opdrachtgevers in de gww, zoals provincies en grote gemeenten. Er zijn wel tempoverschillen tussen de waterschappen. De toepassing van geïntegreerde contractvormen is het sterkst toegenomen bij de waterveiligheidsprojecten die in het kader van het Hoogwater Beschermingsprogramma (HWBP) zijn gerealiseerd.
Minder ontwerpvrijheid wordt door markt als knelpunt gezien
De toepassing van nieuwe contractvormen heeft de afgelopen tijd tot een aantal knelpunten bij de marktpartijen geleid. Een belangrijk knelpunt is dat de ontwerpvrijheid volgens de bedrijven in de praktijk nog relatief klein is. Ook is het moeilijk om bij aanbestedingen innovaties voor te stellen, omdat deze niet in het project kunnen worden terugverdiend. Knelpunten liggen verder in de afbakening van de verantwoordelijkheden en risico’s tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.