Foto: Dijkversterking bij Hansweert (website Waterschap Scheldestromen).

Door de deels strengere waterveiligheidsnormen en actuele inzichten moeten aannemers die voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma werken tot 2050 niet 1500 maar mogelijk 2000 kilometer aan primaire waterkeringen versterken. De kosten kunnen stijgen tot 23,9 miljard euro, schrijft demissionair minister Harbers aan de Tweede Kamer.

Rijkswaterstaat en de waterschappen rondden eind 2022 de eerste beoordelingsronde van de primaire waterkeringen, zoals dijken en duinen, op basis van de nieuwe wettelijke overstromingskansen af. Dat doen ze (minimaal) eens in de twaalf jaar.

Het resultaat: 62 procent van de 237 keringen voldoet niet aan de norm voor 2050. Het gaat onder meer om de dijktrajecten langs de Maas in Noord-Brabant en Gelderland, schreef de Inspectie Leefomgeving en Transport in mei in een rapportage.

Harbers benadrukt in de Kamerbrief dat per dijktraject één veiligheidsoordeel geldt. Dat betekent dat het zwakste punt of een combinatie van zwakke punten in dat traject bepalend is voor het oordeel van het hele traject. Meestal hoeven aannemers niet het hele traject aan te pakken, maar slechts een deel of delen.

Duinen voldoen

Ook in Limburg zijn sommige dijken in de Noordelijke Maasvallei lang niet hoog en breed genoeg. De duinen aan de Noordzeekust voldoen vrijwel overal aan de normen. Dat is vooral vanwege het uitgevoerde programma Zwakke Schakels, diverse Hoogwaterbeschermingsprogramma 2-projecten en de jaarlijkse kustsuppleties.

In Zeeland voldoen de meeste keringen aan de Noordzeekust, maar hier is de opgave in de rest van het gebied groter dan verwacht. Dit heeft te maken met de stabiliteit van de kering in combinatie met de status van de dijkbekleding en te lage keringen. Daarnaast hebben meerdere beheerders langs de kust en de rivieren te maken met het risico op het afschuiven van de steile binnen- en/of buitenzijdes van de kering.

Strengere normen

De nieuwe overstromingskansnormen zijn deels strenger dan de oude normen uit 2017. De nieuwe normen gaan uit van de verwachte situatie in 2050 voor het aantal inwoners, de economische waarde en klimaatverandering. Doel is om iedereen achter een primaire kering tenminste het basisbeschermingsniveau te bieden: de maximale kans op overlijden door een overstroming is 1 keer in de 100.000 jaar. Op sommige plekken met erg grote (economische) belangen, zoals de Randstad, wil de overheid een nog grotere veiligheid bieden.

Nieuwe schatting versterkingsopgave

Het ministerie van IenW vroeg AT Osborne en Witteveen+Bos om op basis van de eerste beoordelingsronde een globale kosteninschatting te maken van de versterkingsopgave voor de primaire waterkeringen tot 2050. Daaruit blijkt dat beheerders verwachten tussen nu en 2050 niet 1500 maar bijna 2000 kilometer aan primaire keringen te moeten aanpakken.
Harbers benadrukt dat het om een eerste inschatting gaat: pas als een versterkingsproject is ingepland, bekijken de beheerders nauwkeurig welk deel ze moeten versterken. Momenteel werken aannemers via het HWBP aan 936 kilometer van deze 2000 kilometer. De meeste projecten voor deze kilometers zijn gestart, en bevinden zich in de fase (voor)verkenning, planuitwerking of realisatie.

Meer kosten

Een grotere opgave brengt vanzelfsprekend meer kosten met zich mee, schrijft Harbers.  Met de voortzetting van de huidige financiële afspraken, is er 12,6 miljard euro beschikbaar tot 2050. De eerste globale kosteninschatting laat echter zien dat er meer geld nodig is. Hoeveel er in totaal nodig is, is nog erg onzeker. Dat geeft ook de grote bandbreedte aan: de schatting ligt tussen 15,7 miljard en 32,9 miljard euro. Het ministerie van IenW gaat nu tot 2025, samen met waterbeheerders, aan de slag met de vraag hoe ze de precieze opgave in kilometers en kosten kunnen aanscherpen. De volgende twee beoordelingsronden zijn van 2023 t/m 2034 en van 2035 t/m 2046. IenW zet hierbij in op continu inzicht in de staat van de keringen.

Uitdaging

Erik Wagener, algemeen directeur van het HWBP: “Op basis van deze beoordelingsronde hebben we nu beter zicht op onze opgave om te voldoen aan de normen uit de waterwet van 2017De nieuwe, grotere opgave stelt het HWBP voor een uitdaging. We voeren de grootste waterveiligheidsoperatie sinds de Deltawerken uit om overstromingen in Nederland te voorkomen. Ik kijk er naar uit om samen met onze alliantiepartners te werken aan een land waar we ook na 2050 veilig kunnen wonen, werken en recreëren.”

Niet toekomstbestendig

De Algemene Rekenkamer stelde in oktober in het rapport ‘Voorbij de dijk’ dat de huidige beperkte blik van Harbers op dijkversterking niet toekomstbestendig is. Bescherming achter de dijk, bijvoorbeeld door een binnendijk of overloopgebied aan te leggen, komt volgens de Rekenkamer maar moeilijk van de grond. Bovendien leert het onderzoek dat andere landen wél werk maken van waterveilige inrichting van het landschap. ‘Dus het is mogelijk’, stelt de Rekenkamer vast.

Het ministerie reageerde hierop “dat dijkversterking vrijwel altijd het meest kosteneffectief is tegen overstroming vanuit het hoofdwatersysteem, maar dat het ook belangrijker wordt om achter de dijk te kijken naar klimaatrobuuste inrichting omdat dit kan helpen gevolgen (van klimaatverandering) te beperken”