Rechts Andrew Skidmore en links Arjen Hoestra. (foto: Universiteit Twente).

Onderzoekers Arjen Hoekstra en Andrew Skidmore van de Universiteit Twente ontvangen een ERC Advanced Grant van de European Research Council. Deze week maakte de Europese onderzoeksorganisatie de toekenning van de prestigieuze persoonlijke subsidies bekend. Daarbij ontvangen 222 onderzoekers een bijdrage die kan oplopen tot 2,5 miljoen euro per aanvraag.

Arjen Hoekstra krijgt de subsidie voor het onderzoek naar earth@alternatives. Hij gaat onderzoek doen naar verantwoord gebruik en een eerlijke verdeling van de natuurlijke hulpbronnen land en water. Daarnaast heeft de samenleving heeft meer veerkracht (‘resilience’) nodig om schokken te kunnen opvangen. Volgens Hoekstra wordt naar al deze aspecten wel onderzoek gedaan, maar niet in onderlinge samenhang. In zijn nieuwe onderzoek kiest hij voor een aanpak die verschillende factoren integreert.

Combineren

Hoekstra gaat op wereldschaal in kaart brengen  hoe wij land en water gebruiken voor de productie en consumptie van voedsel en energie. Een analyse van de afgelopen decennia, gecombineerd met nieuwe rekenmodellen, gaat leiden tot alternatieve toekomstscenario’s die niet alleen gebaseerd zijn op economische randvoorwaarden, maar die ook de culturele en politieke factoren meenemen. Hiervoor gaat Hoekstra voor het eerst methodes uit verschillende vakgebieden integreren, waaronder environmental footprint assessment,  levenscyclusanalyse en input-output analyse. Ook de manier waarop verschillende typen samenlevingen omgaan met risico en onzekerheid is een belangrijk element. “Alleen dankzij zo’n integrale en multidisciplinaire benadering kunnen we echt begrijpen wat er nodig is om de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties te realiseren”, aldus Hoekstra.

eDNA

Onderzoeker Andrew Skidmore ontwikkelt in het project Biospace een geavanceerde methode om biodiversiteit inzichtelijk te maken met behulp van verschillende technologieën. De meest geavanceerde satellietobservaties worden gecombineerd met observaties uit zogeheten eDNA-(environmentalDNA) inventarisaties, aangevuld met data uit traditioneel veldwerk. Satellietdata levert daarbij een eenduidige fijnmazige kaart op, terwijl eDNA-inventarisaties nauwkeurig de aanwezigheid van specifieke soorten in bodem en water kunnen vaststellen. In de inventarisaties zijn in het bijzonder van belang voor biotische groepen als schimmels, bacteriën en insecten die in traditioneel veldwerk nauwelijks worden geobserveerd of onvoldoende onderkend in hun diversiteit.