Het Rijk trekt 64 miljoen euro extra uit om tegenvallers bij de bouw van de zeesluis in IJmuiden te financieren. Dat schrijft minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat in een brief aan de Tweede Kamer.
Van Nieuwenhuizen informeerde de Tweede Kamer in oktober 2018 in een Kamerbrief over wat er mis ging bij de aanleg van de zeesluis in IJmuiden. Het consortium OpenIJ, dat bestaat uit de bouwers BAM en VolkerWessels, bracht in december 2017 naar buiten dat er aanpassingen in het ontwerp nodig zijn.
In de nieuwe Kamerbrief gaat zij hier dieper op in en zet ze de extra kosten voor het Rijk op een rij. Vanaf de beginfase van de bouw zijn er volgens Van Nieuwenhuizen tegenvallers geweest doordat er in de grond meer objecten zijn aangetroffen dan vooraf gedacht. Hierbij gaat het onder andere om kabels en leidingen, oude bunkers en bouwconstructies.
Verbeteringen doorgevoerd
Daarnaast zijn de geleidewerken en de deurkassen aangepast om te voorkomen dat de zeesluis beschadigt raakt tijdens een aanvaring. Ook zijn in het ontwerp verbeteringen doorgevoerd in bediening en besturing van de zeesluis. Verder zijn de eisen voor corrosiebestendigheid aangescherpt. Voor deze tegenvallers en ontwerpaanpassingen trekt de minister 27,5 miljoen euro extra uit.
Gevolg vertraging
De minister schrijft verder in de Kamerbrief 19 miljoen euro extra te betalen voor de gevolgen van de vertraging die is veroorzaakt door het consortium. Zo moest de Noordersluis langer worden opengehouden evenals de hoogwaterkering op het werkterrein bij het sluizencomplex. Daarnaast kost het extra geld om de RWS projectorganisatie langer in stand te houden nu de bouw uitloopt.
Van Nieuwenhuizen heeft bovendien 17,5 miljoen euro extra uitgetrokken voor onvoorziene zaken en resterende risico’s tijdens de bouw. Volgens de planning kunnen de eerste schepen niet in 2019, maar uiterlijk eind januari 2022 gebruikmaken van de nieuwe sluis.