Een hoger waterpeil zou de kwaliteit en kwantiteit van riet langs de oevers moeten verbeteren. (foto: Twitter).

De voorzieningenrechter keurde vrijdag 14 februari het monitoringsplan voor de rietproef Lauwersmeer goed. Bedrijven rond het Lauwersmeer verzetten zich tegen de proef omdat zij bang zijn voor schade door een mogelijke stijging van het grondwater en eventuele verzilting. Dankzij de uitspraak van de rechter mochten de provincie Groningen en waterschap Noorderzijlvest direct starten met de uitvoering van de proef.

De rietproef houdt in dat het peil van het Lauwersmeer gedurende twee jaar in februari met 40 centimeter wordt verhoogd. Zo kan het riet en dus ook de natuur rondom het meer zich beter herstellen. Het waterschap verleende de provincie een vergunning voor de proef en op basis van die vergunning moet de provincie een monitoringsplan maken. Dit plan waarmee de proef beheerst kan worden, is weer door het waterschap goedgekeurd. De bedrijven (38 in totaal) vroegen de voorzieningenrechter om de goedkeuring van het monitoringsplan te schorsen. Volgens de bedrijven voorziet het plan niet in toereikende waarborgen om schade door het stijgen van het grondwater en de verzilting te voorkomen.

Extra monitoring zoetwaterlenzen

De voorzieningenrechter oordeelde dat het plan met de daarin gekozen grenswaardes en besluitvormingsprocedure wel degelijk voorziet in een toereikend beheerinstrumentarium. Maar de voorzieningenrechter ziet wel aanleiding voor het treffen van een voorlopige maatregel. Als de zoetwaterlenzen in het Lauwersmeer in de winterperiode niet in dikte toenemen zoals normaal, moet het waterschap ingrijpen en desnoods de tweede peilverhoging in 2021 schrappen. Het waterschap moet nu gaan onderzoeken of de zoetwaterlenzen zich ontwikkelen zoals die zouden moeten doen.

Omstreden proef

De rietproef is omstreden en tegenstanders zochten al vaker steun bij de rechter. In 2018 verklaarde de rechtbank in Groningen bezwaren van LTO Noord tegen een peilverhoging ongegrond. LTO Noord ging naar de rechter omdat landbouwers de gevolgen van vernatting en verzilting van agrarische percelen vrezen.