Met een integrale aanpak van bijvoorbeeld landbouw en natuur komen KRW-doelen binnen bereik. (foto: Esther Rasenberg).

“Met een integrale aanpak kunnen alle mogelijke maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit worden genomen. Zo kan per definitie 100% van de KRW-doelen worden gehaald. De meeste wateren in Nederland zijn sterk aangepast of kunstmatig en daarvoor geldt dat het einddoel gelijk is aan wat haalbaar is met de inzet van alle mogelijke maatregelen zonder afbreuk te doen aan het gebruik van deze wateren voor bijvoorbeeld waterafvoer of scheepvaart”, stelt Frank van Gaalen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een vraaggesprek over het rapport Nationale Analyse Waterkwaliteit dat onlangs verscheen.

De PBL-onderzoeker stelt dat er meer coördinatie, afstemming en integratie tussen het rijk, provincies, waterschappen en gemeenten nodig is om te komen tot een integrale aanpak van KRW-maatregelen. Volgens Van Gaalen ligt het voor de hand dat het rijk, bijvoorbeeld de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) samen, die overkoepelende regie gaan voeren. “Dit zou ook passen in de omgevingswet, als onderdeel van de ‘gestapelde’ omgevingsvisies van het rijk, provincies en gemeenten, waarbij het de taak van de waterschappen is om het waterbelang in de visies in te brengen.”

Bouwsteen

Met de Nationale Analyse Waterkwaliteit, uitgevoerd op verzoek van het ministerie IenW, wil het PBL een bouwsteen leveren voor de invulling van de volgende ronde van plannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor de periode 2022-2027 en zo bijdragen aan de transparantie en kwaliteit van het KRW-proces. Volgens het rapport verbetert de waterkwaliteit nu wel, maar is er voor zowel oppervlakte- als grondwater extra inzet nodig.

Biologische waterkwaliteit

Volgens de modelberekeningen die voor de Nationale Analyse Waterkwaliteit zijn uitgevoerd door Wageningen Environmental Research en Deltares, zou met de lopende en voorgenomen maatregelen in 2027 tussen de 30 en 60% van de wateren in Nederland goed scoren op één van de vier maatlatten waarop de biologische waterkwaliteit wordt beoordeeld. Van Gaalen: “Verdere verbeteringen in inrichting en in beheer van de wateren kunnen helpen om het doelbereik voor biologie te vergroten. Het vóórkomen van plant- en diersoorten is afhankelijk van een complex aan factoren, waaronder nutriënten, andere (toxische) stoffen, hydrologie, inrichting, beheer, gebruik, (re)kolonisatie en de relatie met andere organismen. Ook de klimaatverandering werkt door in de ecologie. Binnen de Kennisimpuls Waterkwaliteit wordt verder gewerkt aan het verbeteren van de kennis hierover, op basis waarvan meer gerichte maatregelen kunnen worden genomen.”

Uitbreiden Deltaplan Agrarisch Waterbeheer

Het PBL stelt verder dat de belasting van de wateren met nutriënten kan verminderen door een grotere deelname van boeren aan de vrijwillige maatregelen in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). “Onze berekeningen laten zien dat deze maatregelen substantieel kunnen bijdragen aan de waterkwaliteit, maar dan moeten wel meer boeren daaraan meedoen. Voor een deel van de wateren zijn verdergaande structurele maatregelen nodig om de doelen te kunnen halen. Hier kunnen beleidstrajecten als de ontwikkeling van kringlooplandbouw en de herbezinning van het mestbeleid de gewenste structurele oplossingen bieden voor verbetering van de waterkwaliteit.”

Gewasbeschermingsmiddelen

Van Gaalen vervolgt: “Als we kijken naar gewasbeschermingsmiddelen, dan zien we dat het aantal gemeten normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen is afgenomen, maar dat het aantal locaties met normoverschrijdingen gelijk blijft. Om voor gewasbeschermingsmiddelen overal de normen te kunnen halen, is een afgewogen mix van beleidsinstrumenten nodig. Sectorspecifieke of regionale projecten kunnen het bewustzijn bij telers over incidentele lozingen verbeteren en op die manier bijdragen aan de verbetering van de waterkwaliteit.”

Onbekende bronnen van vervuiling

Uit het PBL-rapport blijkt ook dat van verontreinigende stoffen, zowel stoffen die al langer bekend zijn als opkomende stoffen, vaak nog niet bekend is wat de belangrijkste bronnen zijn. “Dat is wel nodig voordat maatregelen kunnen worden genomen. Ook kan het beleid rond deze stoffen baat hebben bij een meer integrale aanpak van de verschillende stoffen en de uitstoot naar oppervlaktewater, grondwater en bodem. De belangrijkste normoverschrijdende stof, waarvoor wel een compleet beeld van de bronnen bestaat, is zink. Deze stof vraagt meer aandacht in de maatregelpakketten.”

Vergrijzing van grondwater

Een punt van aandacht is dat het grondwater door menselijke activiteiten tot steeds grotere diepten wordt verontreinigd met veel verschillende stoffen. “Deze zogenoemde ‘vergrijzing’ vraagt om een preventieve, brongerichte aanpak. Met een early warning meetnet in het bovenste grondwater kan in een vroeg stadium informatie worden verzameld over de verontreinigingen die op het diepere grondwater afkomen. De ‘vergrijzing’ van het grondwater is vooral een zorg voor de drinkwatervoorziening, maar kan ook de kwaliteit van het oppervlaktewater negatief beïnvloeden”, stelt Van Gaalen

Intensieve contacten

De Nationale Analyse Waterkwaliteit is ingevuld als een traject van ‘joint fact finding’, een gezamenlijk feitenonderzoek van rijk, waterbeheerders, provincies, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten. Van Gaalen: “Wat we hebben ervaren, is dat de intensieve contacten in zo’n gezamenlijk traject hebben geleid tot onderling leren, waardoor de kwaliteit van het ‘eigen werk’ van de waterbeheerders, het PBL en de kennisinstituten werd bevorderd. De waarde van joint fact finding zit dus niet alleen in het eindresultaat, maar ook in het traject zelf. De Nationale Analyse Waterkwaliteit is dus eigenlijk een eerste stap in de integrale aanpak.”