Minister Schouten van LNV stuurde 6 september het Ontwerp 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn naar de Tweede Kamer. Het bevat maatregelen voor agrariërs die ervoor moeten zorgen dat de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater verbetert. Maar of dat ook gebeurt, is nog maar de vraag, stellen de Unie van Waterschappen, Vewin én de minister zelf. “Hiervoor is meer nodig dan nu in het 7e NAP is opgenomen.”
Schouten, stuurde, het ontwerp van het 7e NAP mede namens IenW naar de Tweede Kamer. De maatregelen voor de landbouw moeten ervoor zorgen dat de nitraatconcentratie het bovenste grondwater in heel Nederland onder de 50 mg/l komt.
Ook wil ze met de maatregelen de uitspoeling van meststoffen door de landbouw in het oppervlaktewater tegengaan en de bronnen voor de productie van drinkwater beschermen. De maatregelen dragen volgens haar bij aan het voldoen aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in 2027.
Eerder schreef ze aan de Tweede Kamer dat ‘er nog een stevige opgave ligt bij de landbouwsector voor de grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit.’
Groeiende bezorgdheid dus extra maatregelen voor agrariërs
Een understatement, want in juni bleek tijdens een Kamerdebat een groeiende bezorgdheid in de Tweede Kamer over het niet halen van de KRW-doelen. Bij een aantal partijen, zoals D66, GroenLinks, SP en Partij voor de Dieren, overheerst het idee dat Nederland de Europese Kaderrichtlijn Water in 2027 niet gaat halen.
Ze waarschuwden voor boetes uit Brussel en voor vergelijkbare toestanden als bij stikstof. Bij de evaluatie in 2018 voldeed nog maar 1 procent van alle waterlichamen aan de status van een goede ecologische status. Cruciaal voor het halen van KRW-doelen is het Nederlandse mestbeleid. Door uitloging van nutriënten van landbouwgronden zijn in heel veel wateren de concentraties stikstof en fosfaat veel te hoog.
Rust- en vanggewassen
Daarom krijgen agrariërs vanaf 2023 de verplichting zogeheten rust -en vanggewassen te telen. Die moeten er in combinatie met blijvend grasland voorkomen dat fosfor en stikstof uitspoelen in de bodem en doorsijpelen naar het grondwater. Daarnaast mogen boeren vanaf 2023 geen mest meer uitrijden op een strook van twee meter langs elke sloot, om uitspoeling naar het oppervlaktewater te voorkomen.
Verder wil de minister meer onderzoek om de eutrofiëring van het oppervlaktewater door meststoffen terug te dringen. Bijvoorbeeld door het onderzoek naar innovatieve methoden om uitspoelend fosfor af te vangen met ijzerzand draingagebuizen verder te intensiveren. Hierbij wil ze aansluiten bij het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.
Regionale verschillen
De minister benadrukt in de brief dat de effectiviteit van de maatregelen voor agrariërs sterk verschilt. Zo vertalen verbeteringen in de grondwaterkwaliteit zich niet één op één in verbeteringen van oppervlaktewaterkwaliteit. Het toepassen van bufferstroken varieert sterk: van 14 procent reductie in stikstof en 7 procent reductie in fosfor in het oppervlaktewater in de veenregio, tot 1 procent reductie in stikstof en 2 procent reductie in fosfor voor de lössregio. Ook per waterschap laten de bufferstroken een grote variatie in effectiviteit zien.
Stroomgebiedsbeheerplannen
De waterschappen moeten in december hun 3e Stroomgebiedsbeheerplannen klaar hebben. Deze plannen zijn de laatste kans voor Nederland om zo dicht mogelijk in de buurt van de KRW-doelen voor een goede ecologie in het oppervlaktewater in 2027 te voldoen. De voorgestelde maatregelen kunnen hierbij helpen, stelt de Unie van Waterschappen. Maar of het voldoende is, gaat de Unie onderzoeken en met de waterschappen bespreken. Daarna volgt een reactie met een inhoudelijke zienswijze.
De Unie pleit voor een combinatie van vrijwillige maatregelen en maatregelen die in de landelijke mestwetgeving of waterwetgeving kunnen worden opgenomen. Maatregelen die ervoor zorgen dat meststoffen beschikbaar zijn voor het gewas (goed voor de agrariër) en niet uit- en afspoelen (goed voor grond- en oppervlaktewater).
Onvoldoende uitzicht
Vewin spreekt van interessante maatregelen, onder andere door de voorgestelde overgang naar duurzamere teelten. Dat geldt ook voor de gebiedsspecifieke aanpak in gebieden waar de waterkwaliteit nog onvoldoende is. Desondanks bieden de maatregelen volgens de brancheorganisatie ‘onvoldoende uitzicht op het halen van de genoemde waterkwaliteitsdoelen.’ Dat is geen verrassing, want de minister geeft in haar brief zelf ook aan dat hiervoor meer nodig is dan nu in het 7e NAP is opgenomen.
Niet acceptabel
Het voorstel van de minister om in 2024 de balans op te maken van de resultaten van de gebiedsspecifieke aanpak in gebieden waar de waterkwaliteit achterblijft, is niet acceptabel voor Vewin. Dit betekent dat eventueel benodigde aanvullende verplichte maatregelen voor agrariërs om de waterkwaliteitsdoelen te halen pas in het 8e NAP opgenomen zullen worden. Dit is volgens de brancheorganisatie veel te laat. Wat Vewin betreft blijft de afspraak onverkort staan om de nitraatnorm in alle grondwaterbeschermingsgebieden tijdens de looptijd van het 7e NAP te halen. Ook Vewin komt later met een inhoudelijke zienswijze in het kader van de gestarte consultatiefase.
Meer nieuws uit de watersector