Een stijgende zeespiegel, een toename van droge lentes en zomers en meer extreme zomerse buien, dat zijn de klimaatrisico’s voor Nederland. In het Klimaatsignaal’21 stelt het KNMI de prognose van de zeespiegelstijging naar boven bij. Het op 25 oktober gepresenteerde rapport is gebaseerd op het recente zesde IPCC-rapport en op eigen onderzoek van het KNMI.
Het KNMI brengt om de circa zeven jaar nieuwe klimaatscenario’s uit. Het meest recente verscheen in 2014, maar ook al is dat zeven jaar geleden, het Klimaatsignaal’21 is geen nieuw scenario maar een tussentijdse stand van zaken. ‘Het is niet bedoeld als opvolger van de KNMI’14 klimaatscenario’s voor Nederland’, schrijft het KNMI in het voorwoord van het rapport. ‘Het vergt tijd om de klimaatmodellen die gebruikt zijn voor het IPCC-rapport te analyseren en door te vertalen met fijnmazige modellen voor Europa. De nieuwe klimaatscenario’s voor Nederland – inclusief scenariotabel – verschijnen naar verwachting in 2023.’
Zeespiegelstijging
Net als eerder het IPCC rekent het KNMI nu met een grotere zeespiegelstijging dan voorheen. ‘Als we de uitstoot van broeikasgassen niet verminderen, kan de zeespiegel voor de Nederlandse kust rond 2100 met 1,2 meter stijgen ten opzichte van begin deze eeuw. Als het smelten van de Antarctische IJskap op de Zuidpool versnelt, komt zelfs de 2 meter zeespiegelstijging in 2100 in zicht’, schrijft het instituut. In 2014 berekende het KNMI nog dat in 2100 de grens 1 meter zou zijn. Op de lange termijn wordt het verschil in zeespiegelstijging tussen niets doen aan de uitstoot van broeikasgassen en het voldoen aan het Klimaatakkoord van Parijs zeer groot, stelt het KNMI. In 2300 kan dit verschil al oplopen tot vele meters.
Extremere zomerbuien en langdurige droogte of hitte
Daarnaast blijkt uit het nieuwe onderzoek dat de zwaarste zomerbuien extremer worden, waarbij ook de kans op valwinden toeneemt. Naast de extreme buien kent de Nederlandse zomer ook een ander gezicht: dat van droogte. De kans op droge lentes en zomers is groter geworden. In het binnenland komt deze toename door klimaatverandering. Ons klimaat schuift steeds meer richting het klimaat van Zuid-Europa op. Periodes van droogte en/of hitte gaan in de toekomst mogelijk ook langer duren, vanwege de sterkere opwarming van het noordpoolgebied. Doordat de straalstroom mogelijk zwakker wordt door een afname van het temperatuurverschil tussen pool en tropen, kunnen we in onze streken langer met hetzelfde weertype te maken krijgen. Hoe trager de straalstroom meandert, hoe groter de kans dat hetzelfde weerbeeld langer blijft bestaan.
Rivieren en stedelijk klimaat
Volgens het KNMI neemt ’s zomers de kans op laagwater in de rivieren toe, terwijl in de winter juist de kans op hoogwater toeneemt. En door de opwarming van de aarde wordt het ook in steden nog warmer. Daarnaast vormen extreme neerslag en droogte een steeds grotere uitdaging voor de stad.
Extra tempo nodig binnen het Deltaprogramma
Volgens deltacommissaris Peter Glas bevestigt het KNMI Klimaatsignaal’21 dat het voor het laaggelegen Nederland essentieel is dat de CO2-emissies mondiaal omlaag gaan en dat we extra tempo moeten maken binnen het Deltaprogramma met de maatregelen waarmee we in 2050 weerbaar zijn tegen overstromingen, zoetwatertekorten en extreem weer. “Dat doen we door waterkeringen te versterken, de kustlijn te onderhouden, zoetwatervoorraden in oppervlaktewater en grondwater te behouden en een nieuwe balans te vinden tussen vasthouden en afvoeren van regenwater in landelijk en stedelijk gebied. De zeespiegelscenario’s van het KNMI laten zien dat eind deze eeuw de bestaande aanpak mogelijk niet meer volstaat en meer ingrijpende keuzes voor het waterbeheer en ruimtelijke inrichting nodig kunnen zijn. Deze nieuwste wetenschappelijke inzichten vergroten de urgentie om de voorbereiding op deze keuzes nu al ter hand te nemen. Tegelijkertijd moeten we er nu bij onze ruimtelijke inrichting al rekening mee houden dat we onze strategieën op termijn moeten aanpassen en dus goed kijken waar we bouwen en ervoor zorgen dat we dat op een toekomstbestendige manier doen”, aldus Glas.
‘Topprioriteit voor een nieuw kabinet’
In een reactie op het Klimaatsignaal’21 legt de Unie van Waterschappen al direct een link naar de politiek. “Aanpassen aan extreem weer en anticiperen op de zeespiegelstijging moeten topprioriteit zijn voor een nieuw kabinet,” stelt Rogier van der Sande, voorzitter van de Unie van Waterschappen. “We zien dat het Rijk doorpakt op verduurzaming, maar de gevolgen van klimaatverandering zijn nu al aan de orde en we moeten ons dan ook versneld aanpassen. Dat moet hoger op de agenda.” Het Klimaatsignaal ‘21 bevestigt volgens hem wat de waterschappen al in de dagelijkse praktijk merken: Nederland heeft in toenemende mate te maken met extreem weer. “De wateroverlast in Limburg, Noord-Holland en Friesland van afgelopen zomer laten zien dat extreem weer vandaag de dag al voor problemen zorgt,” licht de Unievoorzitter toe. “Als regionale waterbeheerders ervaren de waterschappen deze problemen het eerst en daarom investeren we ook jaarlijks 1,8 miljard euro in het klimaatbestendig maken van Nederland. Toenemende hoosbuien en droogte betekenen niet alleen meer werk voor de waterschappen, maar ook voor het Rijk, de provincies en gemeenten. Iedereen moet vol aan de bak, zodat we ons versneld kunnen aanpassen aan de verandering. De tijd dat we water, land en bodem naar onze hand konden zetten is voorbij.”
‘Ingrijpende keuzes nodig’
Daarom pleit de Unie van Waterschappen ook voor het stimuleren van de aanleg van klimaatbuffers, de oprichting van een nationaal programma voor bodemdaling en een Deltafonds dat meegroeit met de opgaven van de waterbeheerders. “Daarnaast zijn er ingrijpende keuzes nodig in de ruimtelijke inrichting van Nederland om schade en overlast binnen de perken te houden. Zo vinden wij dat water moet sturen bij die ruimtelijke inrichting,” stelt Van der Sande. “Als de overstromingen in Limburg iets laten zien is het wel dat wanneer je water geen ruimte geeft, water ruimte neemt. In de praktijk betekent dit dat klimaatbestendig bouwen, zoals de deltacommissaris eerder al voorstelde, de norm moet worden en de waterbeheerder vanaf het allereerste idee voor ruimtelijke plannen wordt betrokken en een bepalende stem heeft over bijvoorbeeld de locatiekeuze. Om dit voor elkaar te krijgen is nu meer rijksregie nodig en daarom hoort aanpassen aan het nieuwe klimaat hoog op de agenda bij de kabinetsformatie.”
Zoetwatervoorraad onder druk
Met temperatuurstijging en zeespiegelstijging staat daarnaast de beschikbaarheid van zoetwater onder druk, benadrukt Van der Sande. Bij lage rivierstanden kan het zoute water van de zee verder Nederland indringen. Dit heeft schadelijke gevolgen voor onder andere natuur en landbouw. “Op de momenten dat de beschikbaarheid van water het laagst is, is de vraag naar water het hoogst. We moeten zorgen dat dit weer in balans komt. De beschikbaarheid van water moet leidend worden voor het gebruik en niet andersom”, concludeert de Unievoorzitter.
