Waterschappen zouden een meer gebiedsgerichte aanpak kunnen toepassen bij regionale dijkversterking. Door breder naar de omgeving te kijken, kan worden gekeken naar meekoppelkansen en bundeling van projecten. Dat is een van de conclusies uit een recent onderzoek binnen het programma ‘RuimtelijkeKwaLiteit in wAterveiligheidsBeheer (RuiKwa-LAB) waar STOWA en een groot aantal waterschappen in participeren.
Om de waterveiligheid te versterken, is ook de ruimtelijke kwaliteit van belang. Omdat het meeste onderzoek zich daarbij richt op de primaire keringen, is juist meer inzicht in de ruimtelijke kwaliteit van de regionale dijken van belang. Daar zijn nog veel verbeteringen mogelijk. Dat is de hoofdconclusie van het onderzoek van Els Dijkstra van de Rijksuniversiteit Groningen. Het onderzoek valt binnen het programma ‘Ruimtelijke kwaliteit in waterveiligheidsbeheer’ (RUIKwa-Lab), waar ook de Wageningen Universiteit aan deelneemt.
Als succesvol voorbeeld wordt het Ruimte voor de Rivier programma genoemd, dat van 2006 tot 2019 liep, waarmee de waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit van miljoenen Nederlanders werden verbeterd. Het Rijk en de regio werkten daarbij samen in nauw overleg met bewoners aan rivierverruiming voor de hoogwaterbeschermingsaanpak.
Voorbeelden: Purmerend en Zoetermeer
In het onderzoek zijn de best practice projecten de Wheredijk in Purmerend (HHNK) en de Voorweg in Zoetermeer (Rijnland) geselecteerd als cases. In beide dijkversterkingsprojecten werd er veel aandacht besteed aan ruimtelijke kwaliteit. Aan de hand van interviews, een focusgroep discussie en een beleidsanalyse is gekeken naar de inzet van beleidsinstrumenten in de praktijk. Waterprofessionals werd gevraagd naar hun ervaring met deze instrumenten bij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Voorbeelden van beleidsinstrumenten zijn daarbij omgevingsscans, bewonersparticipatie, ontwerpateliers en ruimtelijk advies inwinnen.
Beleidsinstrumenten
Met literatuuronderzoek zijn verschillende beleidsinstrumenten geanalyseerd die kunnen bijdragen aan de integratie van de ruimtelijke kwaliteit. Vervolgens is dus ook gekeken met interviews en focusgroepen naar de inzet van deze instrumenten in de praktijk. Er was niet één beleidsinstrument dat op zichzelf het meest succesvol in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Het ging om een combinatie van instrumenten, en de context waarin die ingezet waren bepaalden het succes.
Aanbevelingen waterschappen
Een belangrijke uitkomst was hierbij dat waterschappen meer gebiedsgericht te werk kunnen gaan. Door breder naar de omgeving te kijken, kan worden gekeken naar meekoppelkansen en bundeling van projecten. Meekoppelkansen zijn kansen die tegelijk met het dijkversterkingsproject uitgevoerd kunnen worden, zoals maaibeheer en biodiversiteit, en een win-winsituatie kunnen bieden. Daarnaast kan ook een programmatische aanpak bij de regionale dijkversterking, zoals in het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma, overwogen worden. Zo kunnen waterschappen van elkaar leren.
Ten derde is het aan te bevelen om de betekenis van ruimtelijke kwaliteit in projecten specifiek te maken met concrete acties om de doelen beter te bereiken. Ook is het van belang om projecten te integreren in waterbeheerprogramma’s, zodat de ruimtelijke kwaliteit meer prioriteit krijgt.
Als laatste is het belangrijk financiële instrumenten te gebruiken om ruimtelijke kwaliteit te financieren, zoals bijvoorbeeld cofinanciering, samenwerkingen, subsidies en contracttypes.