Erasmus: Uitvoeringsorganisatie Deltaprogramma moet ‘meekoppelen’ centraal stellen

Professor Geert Teisman en dr. Arwin van Buuren van de Erasmus Universiteit Rotterdam hebben de huidige organisatie onder de loep genomen en kwamen in hun rapportage met adviezen voor de uitvoeringsorganisatie voor de volgende fase van het Deltaprogramma. ‘Adaptieve uitvoering betekent het blijven zoeken naar nieuwe, meer efficiënte en effectieve combinaties, zodat we met minder geld hetzelfde kunnen blijven doen aan (economische) gebiedsontwikkeling, waterveiligheid, zoetwatervoorziening en natuurbeheer en ontwikkeling’, schrijven de onderzoekers in het rapport.

Uitzonderingspositie waterveiligheid
Volgens het rapport is het nHWBP op dit moment een effectieve organisatie waarbij het accent met name ligt op het sober en doelmatig uitvoeren van projecten met een exclusieve focus op het op orde brengen en houden van primaire waterkeringen. Dat verhoudt zich niet goed tot een gebiedsgerichte voorkeursstrategie die gebaseerd is op meekoppelkansen, ruimtelijke kwaliteit en maatschappelijke meerwaarde. Ook meerlaagsveiligheid en de beschikbaarheid van zoetwater krijgen vooralsnog niet de aandacht die het verdient. Teisman en Van Buuren signaleren dat waterbeheerders het problematisch vinden om waterveiligheid onder te brengen in regionale investeringsprogramma’s. Zij vinden waterveiligheid van een totaal andere orde en zijn bang dat hoogwaterbescherming slechts één van de belangen wordt in plaats van een randvoorwaarde voor een veilig en welvarend Nederland. 
Integratie volgens gulden middenweg
De onderzoekers opperen om bij integratie van waterveiligheid en ruimtelijke ontwikkeling te kiezen voor een middenweg waarbij de bijzondere positie van waterveiligheid gewaarborgd blijft. Zij zien daartoe verschillende mogelijkheden. Bijvoorbeeld in gebiedsagenda’s specifiek ingaan op de positie van waterveiligheid en zoetwater, in het HWBP expliciet zoeken naar afstemming van waterveiligheidsmaatregelen met de ruimtelijke agenda en het invoeren van combinatieverkenningen bij ingewikkelde waterveiligheidsprojecten. De onderzoekers pleiten ook voor een regisserende rol van de provincies. Zij hebben de positie om te borgen dat investeringen in waterveiligheid en de beschikbaarheid van zoetwater passen in het lange termijn-perspectief van de regionale ontwikkeling. 
Overheid als ‘launching customer’
Het Deltaprogramma zou verder expliciet ruimte moeten creëren voor innovatie en vernieuwing. ‘Juist de klassieke aanbesteding is nog vaak sectoraal verkokerd en gefragmenteerd en iedere overheid heeft zijn eigen aanbestedingscultuur. Gedeeld eigenaarschap, samenhang en adaptiviteit biedt voor de Topsector Water en de afzonderlijke regio’s. De kracht van het Deltaprogramma als ‘launching customer’ moet, volgens de onderzoekers, worden benut, zodat er een etalage ontstaat voor de Topsector Water. 
Nationale sturing
De Deltacommissaris is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de nationale agenda. In de regio’s moet hij beschikken over regionale aanspreekpunten. Daarom is de aanwezigheid van regionale, bestuurlijke organen met regionaal draagvlak voor de Deltacommissaris van groot belang. De Nationale Stuurgroep Deltaprogramma moet zorgen voor de bovenregionale samenhang. Tijdens het Deltacongres liet de Deltacommissaris weten dat hij graag centrale sturing wil op de uitvoering van het Deltaprogramma. Dit onderzoek benadrukt het belang van gezamenlijke sturing en de bijzondere verantwoordelijkheid van de Deltacommissaris in het bewaken van samenhang en voortgang. Van veiligheidsregio’s en lokale overheden wordt meer inzet verwacht als het gaat om meerlaagsveiligheid, ruimtelijke ontwikkeling en evacuatieplannen, maar hun rol zal zich verder moeten uitkristalliseren, aldus de onderzoekers. Het ontwikkelen van gerichte kennis en competenties bij deze overheden zou in dat kader een belangrijk speerpunt moeten zijn, stellen de onderzoekers.