De Nederlandse cosmetica-industrie heeft er begrip voor dat ze via het mechanisme van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (upv) moet meebetalen aan een vierde zuiveringstrap op rwzi’s. Maar dan moet de bijdrage van cosmetica aan microverontreinigingen in stedelijk afvalwater wél beter worden berekend. Nu wordt deze volgens de sector zwaar overschat.
Onlangs gaf minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat in een Kamerbrief aan dat Nederland het voorstel van de Europese Commissie steunt om farmacie en cosmeticasector te laten meebetalen aan een extra zuiveringstrap op rwzi’s. Volgens Brussel zijn die twee sectoren samen goed voor 90 procent van de microverontreinigingen in stedelijk afvalwater die niet door een rwzi worden verwijderd en in het oppervlaktewater terechtkomen.
De vervuiler betaalt
De Nederlandse Cosmetica Vereniging (NCV), de brancheorganisatie van fabrikanten, importeurs en merkhouders van cosmetica, zegt in een reactie dat ze het belang erkent van het verbeteren van de afvalwaterzuivering om oppervlaktewateren te beschermen. “We begrijpen ook de noodzaak om de vierde zuiveringstrap – gedeeltelijk – te financieren via een upv-regeling, waarbij het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ wordt toegepast. De bijdrage van cosmetica aan microverontreinigingen in stedelijk afvalwater dat een aanvullende zuivering behoeft, wordt echter door de Europese Commissie overschat.”
Database
“Zo wordt ten eerste aangenomen dat alle stoffen genoemd in de CosIng-database (de Cosmetic Ingredient-database van de Europese Commissie, red.) als potentieel cosmetische ingrediënt ook daadwerkelijk in producten op de Europese markt voorkomen, terwijl dit in werkelijkheid maar voor ongeveer 20 procent van de genoemde stoffen in CosIng het geval is. Ten tweede gaat de Commissie er in haar studie vanuit dat de stoffen genoemd in CosIng alleen in cosmetica worden gebruikt. Dit is niet het geval. Het cosmetische ingrediënt cafeïne wordt bijvoorbeeld niet alleen in cosmetica gebruikt, maar krijgen we dagelijks binnen door het drinken van koffie”, aldus de NCV.
Allocatie
De brancheorganisatie vindt daarom dat voor de upv-verplichtingen verder gekeken moet worden dan de twee in het voorstel benoemde sectoren: “Er moet een juiste allocatie van de bron van de microverontreiniging plaatsvinden. Deze allocatie zou moeten worden gebaseerd op de stof droog gewicht van de microverontreiniging en niet op de hoeveelheid of het volume van de producten die op de markt worden gebracht.”
Gelijk speelveld
Minister Harbers heeft in zijn Kamerbrief geschreven dat hij hoopt dat de upv in heel Europa op dezelfde manier wordt uitgewerkt. Dat wordt door de NCV van harte ondersteund: “Ook wij pleiten voor een uitwerking van het upv-systeem op Europees niveau om een Europees gelijk speelveld te waarborgen.”
Kosten
Daarnaast sprak de minister in zijn brief de hoop uit dat er snel duidelijkheid komt over hoe de bijdrage van de sector wordt bepaald en hoe dat geld onder de waterschappen wordt verdeeld. De brancheorganisatie is daar ook benieuwd naar: “Er kan nog geen inschatting gemaakt worden van de kosten die het upv-systeem met zich mee gaat brengen, aangezien er nog geen duidelijkheid is over de implementatie en impact van de upv in Nederland onder de herziene richtlijn.”
Hotspots
De Europese Commissie moet nog een risicobeoordelingssysteem ontwikkelen voor lozingen van rwzi-effluent op kwetsbaar oppervlaktewater. Aan de hand daarvan kunnen hotspots worden aangewezen, waarna voor die locaties een vierde zuiveringstrap in beeld komt. Hotspots zijn lozingspunten van rwzi’s met effluent met een hoog milieurisico; bijvoorbeeld veel toxische stoffen op een kleine beek of een stilstaand water in een natuurgebied. Voor medicijnen heeft STOWA voor Nederland al eens een hotspotanalyse gemaakt. De methodiek bestaat dus al.