Het pakket met aanpassingen van de waterschapsbelasting, dat de Unie van Waterschappen in december naar minister Van Nieuwenhuizen heeft gestuurd, roept verzet op bij werkgeversorganisatie VNO-NCW. De minister heeft de Unie en VNO-NCW daarom gevraagd de invoering van aparte tarieven voor woningen en niet-woningen opnieuw te bespreken. De Algemene Waterschapspartij is daar niet blij mee.
“Huiseigenaren en huurders zijn straks misschien toch de klos!”, zegt Hans MIddendorp, vice-voorzitter van de Algemene Waterschapspartij (AWP). “Het is te gek voor woorden dat een belangenvereniging als VNO-NCW zo het moeizaam bereikte compromis van de Unie van Waterschappen buitenspel zet. Er is in 2020 een jaar lang een intensief traject geweest met een stuurgroep en een klankbordgroep. Ook de vertegenwoordigers van VNO-NCW hebben daar hun standpunten ingebracht. Iedereen heeft daar een veer moeten laten.”
Tariefdifferentiatie
Kern van de discussie tussen Unie en VNO-NCW is de watersysteemheffing op huizen, bedrijven, scholen en kantoren, berekend op basis van de WOZ. In het voorstel van de waterschappen komt er een mogelijkheid om te differentiëren in de tarieven voor de watersysteemheffing in de categorie gebouwd. Die kent volgens de huidige Waterschapswet één tarief voor eigenaren van woningen en eigenaren van niet-woningen. De WOZ-waarden van woningen zijn de afgelopen jaren echter veel harder gestegen dan de WOZ-waarden van niet-woningen. Met de mogelijkheid van tariefdifferentiatie kunnen de waterschappen binnen de categorie gebouwd tot een gelijkmatige lastenontwikkeling komen. Het is wel de bedoeling dat deze tariefdifferentiatie enkel voor deze toepassing wordt gebruikt.
Vereniging Eigen Huis ‘zeer verheugd’
De introductie van de tariefdifferentiatie werd toegejuicht door waterschapspartijen als de AWP en Water Natuurlijk, en door de Vereniging Eigen Huis. Bij de presentatie van het pakket met door de Unie voorgestelde aanpassingen liet Nico Stolwijk, belangenbehartiger bij de vereniging, weten ‘zeer verheugd’ te zijn: “Wij hebben herhaaldelijk gepleit voor een eerlijker belastingstelsel met verschillende tarieven voor woningen en bedrijfspanden. Daarom is het belangrijk dat in de wet wordt afgedwongen dat dit onderscheid geen vrijblijvende bepaling wordt. Alleen zo komt er een eind aan een steeds verdere lastenstijging voor huishoudens.”
Lastenverzwaring voor (mkb-)ondernemingen
In het bedrijfsleven werd echter met minder enthousiasme gereageerd. Kort na de publicatie van de Unievoorstellen voor belastingherziening waarschuwde Janny Kamp, beleidssecretaris belastingen van VNO-NCW, dat het mkb de dupe zal worden als de tariefdifferentiatie in de wet wordt opgenomen. “Nu is dat tarief voor alle eigenaren van gebouwen gelijk. Dat is ook logisch”, stelde ze. “Als je gebouw meer economische waarde heeft, heb je er meer belang bij om dat te beschermen tegen wateroverlast en dus betaal je ook meer. Deze profijtgedachte is bij de modernisering van het waterschapsstelsel in 2008 duidelijk vastgelegd. Dat de WOZ-waarden van woningen de afgelopen jaren harder zijn gestegen dan de waarden van niet-woningen is dan ook geen valide argument om een hoger tarief voor niet-woningen vast te stellen. Vooral ondernemers gaan dan, als eigenaren van niet-woningen, onevenredig meer betalen aan het waterbeheer. Dat de waterschappen vrij zijn om de tariefdifferentiatie wel of niet toe te passen, stelt me niet gerust. Kijk maar hoe gemeenten in de praktijk met een vergelijkbare bevoegdheid omgaan.”
Extra overleg
Minister Van Nieuwenhuizen toonde zich gevoelig voor de argumenten van VNO-NCW en wil dat dit discussiepunt wordt opgelost voordat zij besluit om de Waterschapswet aan te passen. Op 24 februari nodigde zij daarom Jacco Vonhof (voorzitter MKB Nederland, op dit dossier optredend mede namens VNO-NCW) en Unievoorzitter Rogier van der Sande uit voor overleg. De drie partijen spraken af dat er nader overleg gaat plaatsvinden tussen Unie en VNO-NCW over (het uitgangspunt van) de tariefdifferentiatie gebouwd. Ondertussen gaat het ministerie – samen met de Unie – verder met de voorbereiding van wetgeving voor de overige voorstellen.
Uitgangspunt: gelijkmatiger lastenontwikkeling
De Unie heeft inmiddels haar leden laten weten dat de overige voorstellen van de waterschappen wél op draagvlak van VNO- NCW kunnen rekenen. Directeur Meindert. Smallenbroek: “Als Unie zullen wij het initiatief nemen voor het overleg met VNO-NCW, met als doel om alsnog steun te krijgen voor het uitgangspunt dat lag achter het voorstel van de tariefsdifferentiatie. Dit uitgangspunt houdt in dat er voor de waterschappen een mogelijkheid ontstaat om tot gelijkmatiger lastenontwikkeling binnen de watersysteemheffing gebouwd te komen.”
‘Scheve verhouding’
De AWP betreurt het zeer dat de minister nu de oren laat hangen naar het bedrijfsleven. “Huiseigenaren en woningverhuurders betalen al jaren structureel te veel water-systeemheffing in vergelijking met bedrijven, kantoren en scholen. Maar droge voeten zijn een gezamenlijk belang”, zegt AWP-voorzitter Ron van Megen. “Bedrijven, kantoren en scholen betaalden in 2020 landelijk ongeveer 10 procent van de watersysteemheffing, boeren ook 10 procent en alle inwoners samen ongeveer 80 procent. En hoe meer inwoners een waterschap heeft, en dus hoe meer huizen, hoe schever die verhouding ligt. In de Randstad dragen bedrijven het minste bij aan kosten voor droge voeten, terwijl daar juist de meeste bedrijven zitten. Trouwens, ook in de zuiveringsheffing worden bedrijven ontzien.”
Geborgde zetels
Voor de AWP is de actie van VNO-NCW extra bewijs dat het huidige systeem van geborgde zetels in de waterschappen niet meer van deze tijd is: “VNO-NCW heeft geborgde zetels in alle waterschapsbesturen, lobbyt binnen de waterschappen ongegeneerd voor lagere belastingen voor hun eigen achterban, loopt de deur plat bij de Unie van Waterschappen – en als het democratische compromis hen dan toch niet zint, mogen ze op de koffie bij de minister.”