Valkenburg in juli 2021 (foto: CC).

Bij de afhandeling van de waterschade door de overstromingen in juli 2021 in Limburg was er sprake van een ‘mismatch’ tussen de ambities van de overheid, de juridische mogelijkheden en de maatschappelijke verwachtingen. Dat concludeert onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix, dat in opdracht van de overheid de schadeafhandeling evalueerde.

De overstromingen en extreme regenval leidden destijds in Limburg en delen van Noord-Brabant tot grote schade, hoge kosten en vele gedupeerden. Om gedupeerden financieel te ondersteunen, zette de overheid vrijwel direct de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) in. Daarbij lag de politieke nadruk op ruimhartigheid. Maar in de communicatie over de afhandeling van de waterschade worden belangrijke nuances niet duidelijk, constateert Andersson Elffers Felix (AEF) in zijn evaluatierapport. Bijvoorbeeld dat de Wts niet bedoeld is voor (volledige) vergoeding van schade. Ook aanvullende regelingen hebben niet kunnen voorkomen dat een groot aantal burgers en ondernemers teleurgesteld is. AEFconcludeert daarom dat de communicatie en informatievoorziening de grootste verbeterpunten zijn.

Ruim een miljard euro

Direct na de watersnoodramp in de zomer van 2021 onderneemt de overheid actie, zowel landelijk als samen met de regio. Er wordt vrijwel meteen een eerste, grofmazige schatting gemaakt van het maximaal denkbare schadebedrag. Deze komt uit op maximaal 1,15 miljard euro. Ondertussen bezoeken demissionair premier Rutte en demissionair staatssecretaris Van Veldhoven het rampgebied in Limburg. Zij geven aan de getroffenen niet in de steek te zullen laten. Gedupeerden krijgen te horen dat de Wts zal worden ingezet om hen te helpen.

Afhandeling aanvragen

Veel gedupeerden zijn inderdaad geholpen door de toepassing van de Wts. Begin januari 2023 zijn er ruim 2100 aanvragen afgehandeld en is ruim 63,5 miljoen euro uitbetaald aan tegemoetkomingen. De gedupeerden die een tegemoetkoming hebben ontvangen, zijn over het algemeen tevreden over het proces. Echter, de gedupeerden die geen tegemoetkoming hebben ontvangen maar dit in veel gevallen wel hadden verwacht, hebben een andere ervaring. Zij zijn teleurgesteld in de afwikkeling van de schade door de overheid. Ze vinden die moeilijk te rijmen met de beloften die bewindslieden hebben gedaan over het ondersteunen van gedupeerden.

Juridische grenzen aan ruimhartigheid

De onderzoekers van AEF stellen vast dat de betrokken partijen de Wts met de beste bedoelingen hebben ingezet. Ruimhartigheid was van begin af aan het doel, er zijn echter juridische grenzen aan de ruimhartigheid die mogelijk is binnen de Wts. De wet is namelijk een vangnetregeling. Dat betekent dat schadeposten die redelijkerwijs verzekerbaar, verhaalbaar of vermijdbaar zijn, niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Niet iedere gedupeerde is daarom geholpen met het inzetten van de Wts. Dat speelt met name in het zwaarst getroffen gebied. Veel gedupeerden waren niet verzekerd tegen extreme regenval. Maar burgers en ondernemers hadden wel een verzekering kunnen afsluiten tegen schade door overstromingen van beken en geulen in het Zuid-Limburgse Heuvelland. Zij konden daarom geen beroep doen op de Wts. Dat gold ook voor gedupeerden voor wie de vergoeding van hun verzekeraar niet toereikend is: voor de dagwaarde van een meer dan tien jaar oud interieur kunnen mensen geen nieuw interieur aanschaffen. Tegelijkertijd krijgen deze gedupeerden geen vergoeding vanuit de Wts, omdat de verzekeraar al heeft uitgekeerd.

Aanvullende regelingen

Om toch zoveel mogelijk te voldoen aan de gewenste ruimhartigheid, komt er in 2022 een proces op gang van aanvullende regelingen. Betrokken partijen in de regio zijn grotendeels tevreden met de extra regelingen. En ook het Rijk ziet deze regelingen als onvermijdelijk. De onderzoekers constateren dat er maar beperkt is stilgestaan bij de vraag of de Wts het meest geschikte middel was om burgers te helpen. De aanvullende regelingen, ook al waren daar goede redenen voor, werken tegen het karakter en de bedoeling van de Wts in. Dat maakt de wet in de toekomst kwetsbaar vanwege precedentwerking.

Behoefte aan duidelijkheid

Het geschatte maximale schadebedrag van ruim een miljard euro heeft bijgedragen aan de stijgende maatschappelijke verwachtingen over compensatie vanuit de overheid, stelt AEF vast. Het is vaak abusievelijk geïnterpreteerd als het bedrag dat door het Rijk zou zijn ‘uitgetrokken’ of ‘gereserveerd’ voor tegemoetkoming. Daarnaast blijkt uit de gesprekken met gedupeerden dat ze lastig overzicht konden houden in het geheel van regelingen, voorwaarden en betrokken partijen. Vooral de wisselwerking tussen de eigen verzekering en de Wts bleek ingewikkeld. Gedupeerden geven aan sterk behoefte te hebben aan één loket dat hen helpt om hun schade af te handelen.

‘Goed gesprek nodig’

Voor de schadeafhandeling bij toekomstige rampen adviseren de onderzoekers daarom de communicatie en informatievoorziening als grootste verbeterpunten aan te merken. Carlijn van Helmond, een van de onderzoekers, gaf in het NOS Radio 1 Journaal aan dat in de toekomst ten eerste de kaders en definities van de wet helder gecommuniceerd moeten worden met gedupeerden. “Daarnaast is een goed gesprek nodig over de vraag of de Wts de oplossing is voor deze ramp. Het is niet wenselijk dat er een wet wordt ingezet waar vervolgens veel uitzonderingen op gemaakt moeten worden”, aldus Van Helmond.